Het is zomer en prachtig weer. Ik wandel door een watersportdorpje in de regio en geniet met volle teugen. Wat een geluk heb ik toch dat ik dit werk mag doen, denk ik bij mezelf en ik kijk met plezier om me heen.
De woning waar ik naar toe ga, ligt op een voor auto’s niet bereikbare locatie. Direct aan het water, ver weg van geluid, midden in de natuur. Voor mij geen probleem want zoals gezegd is het een lekker loopje vooral met dit geweldige weer.
Onderweg kom ik enkele wandelaars en fietsers tegen die mij allemaal vriendelijk groeten. Dat is toch wel het mooie van onze regio; je groet elkaar op straat! Voor ons is dat normaal maar in grote delen van het land gebeurt dat helaas niet.
Even later kom ik aan bij het juiste adres. Tussen het riet ontwaar ik een klein oud houten hekje dat lastig opengaat. Als het maar niet uit elkaar valt, denk ik, staat zo raar om binnen te komen met een paar plankjes in je handen.. Gelukkig valt het mee en blijft het hekje heel.
Ik loop over het gras naar het kleine boerderijtje dat verscholen ligt tussen wilgen, enkele andere struiken en het riet. De tuin is flink verwilderd en ook het huis vertoont op afstand al sporen van, laten we zeggen, lichte verwaarlozing.
Natuurlijk ontbreekt de voordeur en daarom loop ik om de woning heen naar de achterzijde op zoek naar een bel. Deze is nergens te vinden dus blijft er niets anders over dan de achterdeur zelf te openen en maar weer eens “volluuk” te roepen. Na één keer roepen gebeurt er niets maar na een tweede iets luidere “volluuk”, hoor ik wat gestommel uit de woning komen. Weldra gaat een binnendeur in de gang open en loopt een oudere vrouw me tegemoet.
“Kom verder Bart, mag ik je bij je voornaam noemen?” vraagt ze en zonder een antwoord af te wachten, loopt ze voor me uit naar de woonkamer. “Ga lekker zitten en geniet van het uitzicht. Ik ga ik even een kopje koffie inschenken, tenminste ik mag aannemen dat je wel een kopje lust?”
Ik beaam haar vraag en wacht geduldig af. Terwijl ik haar hoor rommelen in de keuken kijk ik eens rustig om me heen. Mijn eerste indruk was inderdaad juist. Hier is al jaren geen onderhoud meer gepleegd of verbetering aangebracht; een volledig verouderd interieur, versleten vloerbedekking, vergeelde gordijnen, slecht verfwerk, een slordig aangebracht plafond en nog veel meer. Maar wel een prachtig uitzicht. Door de grote ramen kijk ik via de tuin op het water. Hoe mooi is dat. Enkele watervogels drijven tussen het riet. De blauwe lucht met witte wolken, die weerspiegeld worden in het water en de rietkragen geven me het optimale buitengevoel.
Na enige tijd komt de bewoonster weer de woonkamer in met een dienblad, twee kopjes koffie, een kannetje melk, een schoteltje met suikerklontjes en een schoteltje met twee stukjes boterkoek.
De bewoonster, Anna zoals ze zich heeft voorgesteld, is een prachtige oudere vrouw met een goed gebruinde en verweerde huid met mooie diepe rimpels, grote bruine ogen en heel mooi grijs lang haar. Ik schat haar zo rond de vijfentachtig jaar.
Ze zet het dienblad op de tafel en schuift een kopje naar mij toe. “Pak je zelf melk en suiker?” vraagt ze. “De boterkoek heb ik zelf gemaakt, dus tast toe” en met een uitnodigend handgebaar zet ze haar woorden kracht bij.
“U woont hier prachtig”, zeg ik terwijl ik mijn kopje van tafel neem.
“Ja dat vind ik ook en dat is nu ook net het probleem Bart. Ik woon hier al veertig jaar en ik wil zeker niet weg want zoiets krijg ik nooit meer. Maar het moet van ze!”
“Ze?” vraag ik haar verbaasd.
“Ja, mijn zoon heeft besloten dat het beter voor me is dat ik ergens anders ga wonen. Met meer mensen om me heen en dichter bij hem in de buurt. Ik heb hulp nodig zegt hij.” Anna kijkt vertwijfeld. “Vind jij dat hij gelijk heeft?” was haar directe vraag die ik niet zag aankomen.
“Tja, wat moet ik daarop zeggen?” antwoordde ik, “ik ken u nauwelijks dus het is lastig voor mij om daar nu iets van te vinden.”
“Zeg maar Anna hoor, dat praat makkelijker.”
“Maar uw zoon kan toch wel aangeven waarom het beter voor u is?” vraag ik haar om wat meer duidelijkheid te krijgen.
Ze kijkt voor zich uit. Ik zie in haar ogen de herinneringen zich afspelen. Feestjes, verjaardagen die hier gevierd zijn, gezellig met vrienden of familie eten, neven en nichtjes die hier hebben gelogeerd. Je kunt het zo voor haar invullen. Haar blik verandert en wordt somber.
“Is dit het dan Bart?” vraagt ze zomaar uit het niets. “Is dit het dan? Houd het hier dan voor mij op? Ga ik naar mijn laatste woning waar ik eigenlijk helemaal niet naar toe wil?” Een traan biggelt over haar wangen.
Pfff wat ontzettend naar voor haar denk ik bij mezelf. Nu op haar oude dag zo’n belangrijke beslissing moeten maken, die ze eigenlijk helemaal niet wil en kan maken. Het leven is soms hard en misschien wel te hard.
“Ik moet wel weg,” zegt ze, “ik kom er vast niet onderuit.”
“Maar wanneer wil je dan weg?” vraag ik haar.
“Zo laat mogelijk”, antwoordt ze. “De buren helpen mij nu altijd en dat gaat prima. Ik moet er niet aan denken om naar een verzorgingshuis te gaan. Mijn zoon zegt dat ik begin te dementeren en dat het niet meer vertrouwd is om nog alleen te wonen. Hij is bang dat er wat gebeurt en dat ik hier dan alleen en hulpeloos ben.”
“Maar dat is toch ook heel lief en zorgzaam van hem?” vraag ik haar.
“Ja het is misschien ook beter, maar ik wil niet”, zegt Anna. “Zo’n grote overgang kan ik niet aan.” Er valt even een stilte tussen ons, waarin we beiden nadenken.
“Zal ik thee voor je zetten?” vraagt ze dan.
“Thee? Ik heb net koffie van je gehad.”
“Oh, is dat echt zo? Ja ik zie het, de kopjes staan op tafel”, zegt Anna en ze lacht onzeker.
“Ik heb gisteren een cake gebakken, wil je daar wat van?”
“Nee hoor, de boterkoek was heerlijk, maar ook genoeg”, zeg ik en ik wrijf over mijn buik.
“Boterkoek? Had jij die meegenomen dan?”
Ik schrik nu het gesprek opeens heel anders verloopt. Anna is de oude Anna even niet meer.
“Nee hoor, die had je zelf gebakken”, antwoord ik haar, “en hij was heerlijk.”
“Wat gek,” zegt ze, “ik heb gisteren een cake gebakken en geen boterkoek. Maar goed, laten we dat maar even parkeren. Ik heb het wel vaker dat mensen iets anders zeggen dan hoe het is.”
“Zullen we even rondlopen zodat je mijn huis kunt zien?” vraagt Anna.
“Dat lijkt me een prima plan”, zeg ik en we lopen een rondje door en om de woning.
Het beeld dat ik had van het boerderijtje wordt sterk bevestigd. De tand des tijds heeft haar werk gedaan. Al jaren is er geen onderhoud meer gepleegd aan of in het huis noch aan de tuin. Maar een prachtplek is en blijft het, echt een pareltje.
“Kom hier eens staan”, zegt Anna aan de rand van het perceel. “Hier sta of zit ik heel vaak en kijk dan uit over het water. Het is net een levend schilderij en het verveelt me echt nooit. En ’s avonds! In de avond zie je hier de zon zo mooi ondergaan, een prachtige rode lucht die weerkaatst in het water, zo ongelofelijk mooi. Dit is MIJN plek! Begrijp je dat?”
Natuurlijk begreep ik dat en zag de zonsondergang voor me.
“Wat denk je ervan Bart?” vraagt Anna, “zou het wat opbrengen?”
“Zeker wel, je woont hier zo ontzettend mooi. Alleen met het huis zullen mensen aan de slag moeten”, vertel ik haar voorzichtig.
“Aan de slag?” herhaalt ze mijn woorden. “Platgooien zul je bedoelen!” Anna kon blijkbaar gedachten lezen, want dat was waarschijnlijk de beste optie.
“Ik wilde me wat voorzichtiger naar je uitdrukken maar je hebt gelijk, de kans is groot dat mensen hier een nieuw huis gaan neerzetten.”
“Wil je met mijn zoon bellen?” vraagt ze wanneer we weer binnen aan de tafel zitten. “Hij regelt alle zaken en ik wil niet eens weten wat het gaat opbrengen. Dit plekje bij het water en de zonsondergang is voor mij onbetaalbaar maar het is de vraag of een nieuwe eigenaar dat ook zal zien.”
Ik kreeg van Anna het nummer van haar zoon en nam afscheid met een ‘tot binnenkort Anna’ en bedankte voor de koffie. “Maar vooral bedankt dat je me meenam in je belevingswereld hier. Ik ga zeker proberen een nieuwe eigenaar hiervan deelgenoot te maken, oké?”
“Dat zou fantastisch zijn Bart”, zei met een serieuze blik in haar ogen.
Ik nam de volgende dag contact op met haar zoon. Een alleraardigste man die zeer bezorgd was om zijn moeder. Ze hadden zo lang mogelijk gewacht met de mededeling aan Anna dat er echt iets moest gaan gebeuren. De zorgen om haar werden te groot. Haar dementie nam toe en ze belde regelmatig op zeer ongebruikelijke tijdstippen naar familie en vrienden met hele warrige verhalen. Ook was al meerdere malen geconstateerd dat ze het gas liet branden enzovoort. Kortom, het werd te gevaarlijk om haar alleen te laten wonen en er moest voor haar gezorgd gaan worden.
Later bleek dat dat ze zich mijn bezoek maar amper kon herinneren toen haar zoon erover sprak. Het was dus echt tijd en na een poosje werd er een plek voor Anna in een mooi verzorgingstehuis dicht bij haar zoon in de buurt gevonden en kon de verkoop van het boerderijtje gestart worden.
Er was veel belangstelling en er werden twee kijkdagen georganiseerd. Op verzoek van Anna was zij er samen met haar zoon bij aanwezig. Ze wilde graag tekst en uitleg geven en ook zien wat voor soort mensen op haar plek afkwamen. Haar dementie speelde helaas steeds meer een rol en ook tijdens de kijkdagen had ze er last van.
De vele gegadigden kwamen uit alle windstreken maar ook uit de buurt. Een jongedame uit het dorp toonde veel belangstelling en sprak ook uitvoerig met Anna en liep met haar rond.
De biedingen die na de twee kijkdagen binnenkwamen, werden met Anna en haar zoon besproken. Er waren er 24 binnengekomen en het ene bod was nog hoger dan het andere. Maar het liet Anna koud hoe hoog het bedrag was, ze was steeds alleen geïnteresseerd in wie er had geboden. De meeste namen en omschrijvingen zeiden haar echter niets.
Nadat we de biedingen doorgenomen hadden, was er duidelijk één bod dat boven de rest uitstak; het was het hoogste bedrag, zonder voorbehouden en met een snelle aanvaardingstermijn. De keus was niet dus moeilijk, vonden de zoon en ik. Anna was echter een hele andere mening toegedaan..
“Joyce mag het kopen”, zei ze.
“Joyce?” vroeg haar zoon.
“Ja Joyce,” zei Anna, zij komt uit het dorp en voelt mijn plek goed aan, dat zag ik in haar ogen.”
“Maar zij heeft niet het hoogste bod gedaan”, zei haar zoon.
“Dat kan me niet schelen, zij waardeert de plek, MIJN plek en dat is veel belangrijker”, zei Anna resoluut.
U raadt het al; de woning, of eigenlijk de plek, werd verkocht aan Joyce.
Anna woonde ondertussen in het verzorgingstehuis en naast haar dementie kreeg ze helaas veel lichamelijke problemen. Slechts vijf maanden later kreeg ik de rouwkaart van haar overlijden in de brievenbus. Een prachtige kaart met een foto van Anna bij een zonsondergang op haar plekje.
De tijd verstreek en Anna’s zoon belde mij op. Sinds de begrafenis hadden we elkaar niet meer gesproken. Het was zwaar zonder zijn moeder maar hij was blij met de stap die destijds was gezet want anders was de situatie voor Anna onhoudbaar geworden. Hij vroeg of ik tijd had om met hem mee te gaan naar Joyce. Hij was door haar uitgenodigd om haar nieuwe huis te bewonderen en ze vond het leuk als ik daar ook bij zou zijn.
De afspraak werd gemaakt en wederom liep ik met mooi weer over het pad naar de plek waar Anna’s huis had gestaan. Het hekje was weg en ik liep door een prachtig landschappelijk aangelegde tuin naar een eveneens prachtig nieuw huis, dat fraai was opgetrokken uit natuurlijke materialen zoals houten gevels en een sedemdak in ook natuurlijke tinten. Boven de voordeur hing een bord waarop stond ‘Anna’s plek’.
Joyce en Anna’s zoon stonden bij het water in de achtertuin en ik liep naar ze toe. Toen ik dichterbij kwam, zag ik dat ze bij een pilaar stonden en voelde ik de spanning in de lucht hangen. Naarmate ik verder liep, zag ik dat bij de zoon tranen over zijn wangen liepen. Ik gaf beiden een hand waarna de zoon rechts van mij wees waar een pilaar stond. Ik draaide mij een kwartslag en zag tot mijn verbazing dat de pilaar een sokkel was met daarop een prachtige en treffende buste van Anna. Ze stond op haar plekje en keek recht over het water.
Ik voelde ook de tranen opkomen en moest even slikken. Wauw, wat prachtig! Zo kon Anna elke avond haar eigen zonsondergang zien. We stonden daar met z’n drieën in stilte enige tijd te kijken naar Anna en haar uitzicht.
“Koffie?” vroeg Joyce. We knikten en liepen zwijgend maar ook met een vredig gevoel naar het huis.
Veel leesplezier,
Bart Fehse