“Ik denk dat u hulp nodig heeft. Iemand om mee te praten en om u professioneel bij te staan.” Oeps, het was eruit voor ik het wist. Kun je dat wel zeggen tegen een vreemde eigenlijk? Mag je tegen iemand zeggen dat ze naar een psycholoog moet?
“Je bedoelt zo’n zielenknijper?” vroeg Marjoke dan ook. Dit was een cruciaal moment in ons gesprek want het kon nu twee kanten opgaan: of ik werd er alsnog uitgegooid of ze nam de goedbedoelde boodschap ter harte.
Het begon met een afspraak in een huis in een rustig straatje in een wat ouder wijkje tegen het centrum van de stad. Zo’n buurtje uit de zestiger jaren, u weet wel; gele metselstenen, flauwe daken, beetje wat saaie recht toe-recht-aan bouwstijl. Heel wat anders dan bijvoorbeeld de stijl uit de jaren dertig met mooie overstekken en versierselen aan het huis en in het metselwerk. Maar in de jaren zestig was dit een wat luxer villawijkje geweest met keurige huizen omgeven door ruime tuinen en een garage met plat dak ernaast. Nu nog steeds ruim opgezet met veel groen maar vaak zijn dit soort woningen aan een grondige renovatie toe en daardoor minder gewild.
Ik parkeerde de auto op de oprit voor de garage, stapte uit en belde aan. Een man van dik in de tachtig deed open. “Ah, u moet de makelaar zijn”, zei hij vrolijk en hij stelde zichzelf voor als Hendrik. Ik gaf hem een hand en stelde mezelf natuurlijk ook voor. “Komt u binnen”, zei Hendrik, “ik loop even voor u uit, de koffie is klaar.”
Wat is dat toch mooi in Nederland; je komt bij iemand thuis, die je nog niet kent en het eerste wat je doet, is samen koffiedrinken. Koffie verbroedert en breekt het ijs!
Hendrik zei steeds u tegen mij maar nadat we hadden afgesproken elkaar te tutoyeren, ging het gelukkig al ras over in Bart en jij en jou.
“Helaas Bart”, begon Hendrik zijn relaas, “moet ik verhuizen. Mijn vrouw is negen jaar geleden overleden en mijn fysieke gesteldheid maakt dat het zelfstandig wonen steeds moeilijker wordt. Ik ben en word steeds afhankelijker van anderen en dat wil ik niet meer. Mijn twee kinderen wonen op afstand en hebben beiden een gezin en een drukke baan en ik wil ze niet belasten. Ik heb gelukkig lieve buren om mij heen maar ook zij zijn de jongsten niet meer. Sterker nog, mijn buurvrouw van hiernaast op nummer 15 is al net zo oud als ik. Fysiek is ze nog prima in orde maar geestelijk een stuk minder dan ikzelf”, zei hij met een knipoog. “Hartstikke pienter hoor maar een beetje een aparte einzelgänger.”
“Het is dus jammer maar mijn tijd hier zit er op. Ik wil naar een aanleunwoning met voldoende professionele zorg om mij heen, zodat ik anderen niet meer lastig hoef te vallen.”
Het is een verhaal dat wij vaker horen. De ene persoon kan makkelijker met deze situatie omgaan dan de andere. Maar veel ouderen valt deze stap zwaar; het erkennen van je fysieke en geestelijke achteruitgang, de wetenschap dat je afhankelijk bent of wordt van anderen. Iets wat ons waarschijnlijk uiteindelijk allemaal gaat overkomen maar waarvan je altijd denkt dat het vooral bij anderen aan de orde is en niet bij jou. Zoals een keer die mevrouw van 98, die het steeds over ‘die oudjes in het verzorgingstehuis’ had terwijl ze zelf de oudste was. De groeiende afhankelijkheid is blijkbaar altijd van toepassing op een ander; jij bent nog vijftig of zestig jaar in je hoofd en zeker niet tachtig of negentig, wat je lichamelijk echter wel bent.
Ik liep met Hendrik het huis door en zag wat ik verwachtte: entree, toilet, woonkamer, dichte keuken met rvs-aanrechtblad, bijkeuken en een kleine slaapkamer met een verouderde badkamer met groene tegels. Op de verdieping een overloop met drie slaapkamers.
Gewoon praktisch wonen met voldoende ruimte voor een gezin maar wel met een bovengemiddeld grote tuin want de grond was toentertijd nog niet zo duur.
Hendrik was, ondanks zijn leeftijd, een man van deze tijd. Relativerend, helder, reëel en heel praktisch ingesteld. Na de rondgang dronken we een tweede kop koffie en bespraken we de kansen op verkoop en de te volgen strategie. We waren het over de vraag- en opbrengstprijs snel eens en Hendrik verzocht me de verkoop zo spoedig mogelijk te starten.
Na twee dagen hadden we al de eerste bezichtiging. Marlies was iemand die al langere tijd bij ons stond ingeschreven. Ze was een stoere vrouw van begin dertig, single en zeer energiek. Ze was instructeur op een sportschool en sport was dan ook haar grote passie. Als ze niet werkte, deed ze dingen als racefietsen, hardlopen, citytrips en hiken in de bergen. Je kon het zo gek niet bedenken of Marlies deed het, zolang het maar inspannend of avontuurlijk was. Ze huurde nu een huis en was toe aan de volgende stap; een leuk praktisch huis zonder overbodige luxe omdat ze toch veel weg was maar wel één met privacy.
Op woensdagochtend al vroeg stond Marlies voor de deur bij Hendrik. Ik liep met haar de woning door en was heel benieuwd wat ze ervan zou vinden. Een aantal zaken zouden haar zeker aanspreken maar of de verouderding en het buurtje haar aan zouden staan, waren voor mij de twee grote vraagtekens.
“Leuk huis Bart”, zei ze na de rondleiding. “Ik zie natuurlijk wel dat alles een beetje gedateerd is maar dat boeit me niet zo. En een ouder buurtje heeft als voordeel dat het lekker rustig is. Maar het gaat hem toch niet worden.” Ik trok mijn wenkbrauwen op. “Hoezo ‘het gaat hem toch niet worden’?” Vroeg ik haar verbaasd. “Het is te klein, veel te klein”, zei Marleen resoluut.
Leuk, van die onverwachte wendingen in een gesprek. “Te klein? Zei je dat echt? Sorry Marlies maar dit is niet klein. Vier slaapkamers, ruime woonkamer, grote tuin, wat wil je nog meer? Wat mis ik?” Marlies begon te lachen. “Ja Bart maar voorkeuren veranderen hé? Wat je zegt klopt allemaal en ik snap je verbazing maar ik heb besloten wat minder te gaan reizen en er niet meer zoveel op uit te trekken. Mijn ultieme droom is nu om een gym aan huis te hebben zodat ik daar lekker m’n energie kwijt kan, alleen of met vrienden. En dit huis is daar echt te klein en te hokkerig voor.”
Dat begreep ik maar toch zag ik mogelijkheden want ik denk nu eenmaal altijd in oplossingen. “Als je de slaapkamer en badkamer beneden samenvoegt en een badkamer op één van de slaapkamers boven laat maken, dan zou het toch kunnen?” “Nee Bart, dat is toch nog te klein voor wat ik voor ogen heb. Of ik zou moeten kunnen uitbouwen maar dat is zo duur.”
“Beter duur dan niet te koop”, zei Hendrik die bij ons in de keuken was komen staan. “Bakje koffie jongens?” En weldra zaten we gedrieën aan de tafel en nam ik het idee nog eens in overweging. “Kijk Marlies, een uitbouw is redelijk eenvoudig te realiseren en ik denk dat de kosten erg mee zullen vallen. Het is wel zo dat je hiermee erg dicht tegen de grens met de buren aankomt.” “Ja, zei Hendrik tussendoor, “en nog wel tegen de grens van het huis van Marjoke. Je weet wel Bart, de buurvrouw van nummer 15 waar ik je eerder over vertelde.” Marlies moest wel lachen toen ze over de wat bijzondere buurvrouw hoorde en begon toch voorzichtig over de uitbouw na te denken. “Zou het mogen hier denk je, Bart.” “Dat lijkt me geen probleem want er zijn hier veel meer woningen vergroot in de loop der jaren. We kunnen samen naar de gemeente gaan om een goed inzicht te krijgen”, stelde ik haar voor. “Het lijkt me alleen wel verstandig om eerst samen met Hendrik even naar buurvrouw Marjoke te gaan om haar het plan voor te leggen. Als de buren geen bezwaar hebben wordt het voor de gemeente namelijk ook makkelijker om de vergunning te verlenen. Maar Marlies, eerst een cruciale vraag voordat we allemaal zaken gaan ondernemen: wil je het huis wel kopen?”
Marlies dacht niet lang na. “Ik heb een goed gevoel bij dit huis en ik wil het graag hebben maar voorwaarde is wel dat ik mijn gym kan realiseren. Dat gaat allemaal wel even duren en des te meer tijd heeft Hendrik om een geschikte aanleunwoning te vinden, daar komen we altijd uit.” “Lieve Marlies, zei Hendrik met een beetje een gebroken stem en vochtige ogen, “ik hoop dat het allemaal lukt en dat je hier met veel plezier zult wonen. Ik gun het je van harte, je bent een goeie meid.” De altijd stoere Marlies moest nu ook even slikken en ze gaf Hendrik spontaan een zoen op zijn wang. “En jij bent een lieve man. We gaan samen met de hulp van Bart zorgen dat dit voor elkaar komt.”
“Ik hoop het”, zei Hendrik. “Maar vergis je niet in Marjoke.”
En Hendrik kreeg gelijk. Marjoke was faliekant tegen het plan. Een stroom van bezwaren kwam over Hendrik en Marlies heen, toen ze haar over de mogelijke verhuizing en verbouwing inlichtten. Haar privacy was in het geding, ze zou minder licht in haar woonkeuken hebben, ze was bang voor de herrie want sporten doe je altijd met harde muziek en ze wilde niet dat het een ‘yuppenbuurt’ werd, waarbij ze Marlies op een minachtende manier had aangekeken. Kortom: het werd lastig met Marjoke. Ze had gezworen dat ze alle aanvragen zou aanvechten en desnoods de rijdende rechter zou inschakelen. Marlies was hevig teleurgesteld naar huis gegaan en had tegen Hendrik haar twijfels uitgesproken over de haalbaarheid van het hele plan.
“Wat nu? Kun jij niet eens met Marjoke praten?” vroeg Hendrik nadat hij mij van het gesprek op de hoogte had gebracht. Qua bestemmingsplan was de uitbouw geen probleem, had ik ondertussen van de gemeente begrepen. Maar de medewerking van Marjoke was wel wenselijk. “Natuurlijk wil ik dat maar als ze tegen jou als buurman al zo doet hoe zal ze dan zijn tegen een onbekende makelaar?” Vroeg ik lichtelijk sceptisch. “Ach, in die stukjes van je loopt het ook altijd goed af dus je kunt het allicht proberen.” Top Hendrik, daar kon ik niets op zeggen. En dus belde ik Marjoke. Maar het telefoongesprek verliep al niet goed; of ik soms dacht dat één of andere gladde makelaar haar wel even om kon praten. Nou, echt niet! Ze wilde het niet en zou alles doen om het tegen te houden. Punt uit en ze wenste me verder een fijne dag. Hoorn erop.
Twee dagen later was ik in de buurt en besloot ik toch nog even bij Marjoke langs te gaan. Face to face is toch anders dan via de telefoon dus waarom niet en wat heb ik te verliezen, praatte ik mezelf wat moed in. Ik belde aan maar er kwam geen reactie. Na een tweede keer hoorde ik een hoop gestommel. De voordeur zwaaide open en een kleine oude dame met een opvallend rood hoofd deed open. “En u bent?” Was het niet vriendelijke begin van ons mogelijke gesprek. De afweging was simpel: me voorstellen en de deur tegen m’n neus krijgen of…
“Gaat het wel goed met u? U bent helemaal rood. Voelt u zich wel lekker?” Stak ik van wal. Ze staarde me even verward aan. “Nou eigenlijk niet. Er is iets verstopt maar ik kan er niet bij.” Was haar wonderlijke antwoord. “Kunt u niet even helpen?” “Natuurlijk!” bood ik haar direct aan. Dan was ik in ieder geval binnen. “Wat is precies het probleem?” Vroeg ik terwijl we naar binnen liepen. “De stortbak van het toilet loopt niet meer door maar dat ding zit zo hoog dat ik er niet bij kan om te zien wat er is.” “Heeft u al een loodgieter gebeld?” Ze keek me bedenkelijk aan. “Dat kost geld jongen en mijn generatie heeft hele andere tijden meegemaakt dan de jouwe.” Ze keek naar mijn schoenen en ik hoorde haar mompelen over een yup.
We liepen naar haar toilet waar het probleem me direct onaangenaam duidelijk werd. Mevrouw had blijkbaar een grote boodschap gedaan die maar niet naar verre oorden wilde vertrekken. Wat een lucht! En wat een onsmakelijke aanblik! En zonder blikken of blozen vroeg ze mij ook nog even op de wc-bril te gaan staan om bovenin de ouderwetse stortbak te kijken. Dat heb ik weer! Dit kun je toch niet uitleggen aan mensen, dat je zulke dingen meemaakt.
Enigszins bedwelmd had ik toch nog de tegenwoordigheid van geest om deze situatie nuttig te gebruiken. “Ik wil het wel doen omdat u zo’n aardige mevrouw bent maar onder twee voorwaarden.” “En die zijn?” vroeg Marjoke afgemeten. “Dat ik mijn handen straks mag wassen en dat we samen een kopje koffie drinken.” “Als je maar zuinig bent met de zeep”, was het antwoord.
Ik ging op de goed gevulde toiletpot staan en voelde in de stortbak die bijna tegen het plafond zat. Er zat voldoende water in maar onder het spoelmechanisme lag een hard voorwerp. Ik trok het er onder vandaan en vroeg Marjoke of ze nogmaals wilde doortrekken. Het zo gewenste water stortte de wc-pot in en spoelde alles weg, een spoor van druppels op mijn schoenen achterlatend. Het woord ‘shit’ was hier absoluut van toepassing.
Ik veegde mijn schoenen schoon met wc-papier en gaf Marjoke de borstel die ik uit de stortbak had gehaald. “O verrek, die was ik laatst al kwijt toen ik wilde schoonmaken.” Hoe het ding daar beland was, bleef een raadsel, waar ik verder maar geen aandacht aan besteedde.
“Nu eerst maar even mijn handen wassen”, stelde ik voor en we liepen naar de keuken. Ik waste mijn handen met weinig zeep en ging aan de tafel zitten. Ze keek me vragend aan. “We hadden toch wat afgesproken,” zei ik tegen haar. Marjoke keek me doordringend aan. “Wie ben jij eigenlijk?” Ik stelde me voor. Mijn naam zei haar niets maar mijn beroep wel. “Eruit nu”, zei ze resoluut, “eruit en rap!”
Ik stond perplex en voelde boosheid opkomen. Ik had nu echt niets meer te verliezen. “Maar mevrouw, ik hang net met mijn neus boven uw toilet en los uw probleem voor u op, ik werd echt onpasselijk en mijn schoenen zijn vies en nu wilt u me zo de deur uit gooien? Hup, nu moet u mij een beetje helpen want dit gaat te ver. Maar zegt u het maar: of u komt uw afspraak na of ik ga nu weg.” Ik schrok van mezelf en ze keek me met grote ogen aan. Na een korte pauze zei ze heel zacht: “ik heb ingestemd dus gaat u maar zitten dan maak ik koffie.”
Ik ging zitten en Marjoke schonk de koffie op het aanrecht in. Er viel een lange stilte. De spanning, en nog wel meer, hing nog in de lucht. Eigenlijk was ik nog steeds boos op dit onvriendelijke mens. Opeens zag haar schouders schokken en draaide ze zich om. Dikke tranen biggelden over haar wangen. Weer stond ik perplex; hoe kon iemand zo omslaan van bot en afstandelijk naar geëmotioneerd en kwetsbaar?
Ze ging naast me zitten en wreef in haar ogen. Verder als ‘gaat het een beetje met u’ kwam ik niet. In de tien minuten erna vertelde ze me in één lange monoloog over een aantal vervelende gebeurtenissen in haar leven. Eigenlijk had ze een traumatische jeugd gehad en was ze heel eenzaam opgegroeid. Om te overleven, was haar houding verhard en daarmee stootte ze iedereen om haar heen van zich af. En nu was ze een eenzame oude vrouw zonder familie of echte vrienden. De zachtaardige en gevoelige manier waarop ze dit vertelde, deed mij beseffen dat er eigenlijk een aardige lieve vrouw onder het harde pantser schuil ging. Ik ben dan wel geen psycholoog maar het was voor mij wel overduidelijk dat er voor haar nog een heleboel te verwerken was en dus zei ik haar dat ze hulp nodig had, iemand om mee te praten.
En het onverwachte gebeurde; Marjoke nam mijn goedbedoelde boodschap ter harte. “Denk je echt dat ik daar wat aan kan hebben?” “Ik zou het in ieder geval een keer proberen”, antwoordde ik. “Wat heeft u te verliezen?” Ze lachte tussen haar tranen door.
“Maar wat kwam je hier nu eigenlijk doen?” was haar volgende terechte vraag en ik vertelde haar van de reden van mijn bezoek.
In de tijd erna gebeurde er heel veel: Marjoke had een nieuw gesprek met Hendrik en Marlies, de gemeente verleende de vergunning voor de uitbouw, Hendrik vond zijn aanleunwoning en Marlies verhuisde na een verbouwing naar haar nieuwe huis mét kleine gym.
Toen ik Marlies enige maanden later tegen kwam, vertelde ze vol trots dat ze het geweldig naar haar zin had op haar nieuwe stek. Ze had haar drukke levensstijl aangepast en ze gaf sinds kort bewegingsoefeningen in haar gym. Ook eenmaal per week aan enkele buren waaronder Marjoke. “En Bart, die ken je niet meer terug!”