Het was een warme, lome dag ergens in augustus met temperaturen boven de dertig graden. Echt zo’n typische Hollandse te warme zomerdag, die niet uitnodigt tot grote inspanningen. Ik had gelukkig ook maar vijf afspraken, waarvan er al drie waren volbracht. Bij één van die afspraken moesten we een hooizolder op onder de (asbest)golfplaten. Het was er bloedheet en het zweet liep me dan ook over het voorhoofd.
Van de twee bezichtigingen die ik nog voor de boeg had, was er één bij een leuk klein boerderijtje aan de rand van de heide. Een prettig vooruitzicht omdat ik wist dat de eigenaresse altijd wat lekkers voor ons (mij) klaarzette. En inderdaad zag ik bij aankomst een briefje op tafel liggen waarop stond dat er een karaf koude ranja voor ons in de koelkast stond. Lekker!
De kijkers waren keurig op tijd. Twee dames van rond de vijftig uit het zuiden van het land. Ze reden in een grote Range Rover en waren uiterlijk zeer verschillend. De ene, Titia, was keurig gekleed in een modieus zomerjurkje en stijlvol opgemaakt terwijl Vera meer, laten we zeggen, “stoer” was.
We besloten samen om het boerderijtje eerst van binnen te bekijken, daarna een wandeling door de tuin te maken en om te besluiten met een heerlijk glas koude ranja onder de parasol op het terras. Ik kon niet wachten.
De rondgang door de woning verliep snel. De woning was klein en de dames hadden het al snel gezien. Ze hadden grote plannen tot een flinke verbouwing met, als het bestemmingsplan het toeliet, een vergroting van het pand. Het viel me op dat ze wisten waar ze het over hadden en ze leken me zeer ervaren.
De wandeling door de tuin was aangenaam; er was een licht zomerbriesje opgestoken waardoor de drukkende hitte aanmerkelijk was afgenomen. De tuin was een plaatje. Ik hoefde eigenlijk niets meer te zeggen. Dit huis verkoopt zichzelf, dacht ik bij mezelf.
Een plotselinge, hevige schreeuw maakte deze gedachte in een klap volkomen misplaatst. Op het zandpad dat door de enorme tuin liep, lag, zoals wel vaker, een grote adder te slapen. Het beest was zich van geen kwaad bewust, maar Titia schrok zich te pletter. Ze schreeuwde het uit en zette het al gillend op een lopen. Vera en ik keken elkaar verbaasd aan. Oké, een slangetje is misschien niet alledaags maar om daar nu zo op te reageren? Vera begon zich wat te verontschuldigen terwijl we het gegil van Titia in de verte hoorden verdwijnen. “Die komt zo wel terug”, zei ze.
We liepen door en namen daarna plaats onder de parasol op het terras en dat leek me een goed moment om eindelijk de koude ranja er bij te halen. Ik was compleet bezweet en vooral uitgedroogd en wilde nu genieten van dat, waar ik al een uur naar had uit gekeken. Vera begon zich nu wel wat zorgen te maken over het weg blijven van haar vriendin. We hoorden niets meer maar zagen haar ook niet terugkomen. “Zullen we haar anders eerst even gaan zoeken en daarna wat gaan drinken?” vroeg ze. Ik kon natuurlijk niet anders dan instemmen en samen liepen we in de richting die Titia gillend was opgegaan. We liepen door de tuin en toen verder de hei op. Maar waar we ook keken, in geen velden of wegen was de vrouw te bekennen. We riepen haar naam, maar ook daar kwam geen reactie op.
“Kun je haar niet bellen?” vroeg ik aan mijn medezoekster. “Goed idee,” zei ze, “ik probeer het gelijk.” Maar na drie vergeefse pogingen gaf ze het op; geen gehoor, wat nu? We liepen door en bleven zoeken maar nergens was ook maar een glimp van Titia te zien of te horen. We waren inmiddels bijna een uur verder en werden nu een beetje wanhopig. Allerlei ideeën passeerden de revue. Moesten we de politie gaan bellen?
Juist op dat moment kwamen we op de top van een heuvel en waarachtig; op een paar honderd meter van ons vandaan stond Titia met iemand te praten! We liepen snel naar hen toe en ik zag dat de man een boswachter of terreinbeheerder was.
Ik verwachtte een verkrampte, verdrietige vrouw aan te treffen maar niets bleek minder waar. Titia stond lachend naar ons te zwaaien en was zeer vrolijk toen ze ons zag.
“Het is allemaal weer goed hoor. Dankzij Peter hier ben ik nu niet meer bang”, zei ze. Titia vertelde dat ze op haar vlucht uiteindelijk Peter tegen kwam, die haar onder zijn hoede had genomen Toen hij hoorde dat ze zo geschrokken was van een adder, had hij haar eerst alles over adders verteld. Daarna hadden ze er samen eentje opgezocht, die ook op een warm zandpad lag te slapen, en met al deze kennis was haar angst als sneeuw voor de zon verdwenen.
We namen afscheid van Peter en Titia bedankte hem hartelijk waarna we weer terug naar de boerderij liepen.
Alsof het een drankje van duizenden euro’s was, zo lekker smaakte de koude ranja me toen we even later onder de parasol zaten te genieten in de schaduw. “Eindelijk”, zei ik en …. Wel verdiend! dacht ik.
mar-apr 2013
jaargang 17 nr 2