Toch nog rijk

Foto column

Daar zat ze, oma Meijer, fier overeind in haar stoel en bijna honderd. “Dag jongeman”, was haar vriendelijke begroeting. Haar ogen priemden echter dwars door me heen. Wauw, dacht ik, zo op leeftijd en dan zo’n helderheid, wat bijzonder. “Zo, dus u bent?” “De makelaar toch oma”, zei de vrouw achter me. Het was haar kleindochter Marit. “Daar hadden we toch vanochtend een afspraak mee?”

“O, de makelaar. En wat komt u hier dan doen?” vroeg oma en weer keek ze me doordringend aan. In een split second begreep ik dat dit niet een standaard, laat staan makkelijk gesprek zou worden. Blijkbaar moest haar woning verkocht worden maar of deze sterke dame daar wel aan toe was of zich er überhaupt van bewust, was voor mij de vraag. ”De makelaar komt toch naar uw huis kijken oma”, zei Marit, “en dan beslissen we of we het gaan verkopen.” “Ja, ja maar ik heb nog niets anders en ik wil niet op straat komen te staan hoor, dat gaat echt niet gebeuren. Weet je wel hoe oud ik ben? 99 jaar! Dan gooi je iemand toch niet zomaar haar huis uit?” “Maar mevrouw, luister eens”, begon ik, maar ze reageerde niet en ging onverstoorbaar verder.

“Jonge jonge, ik heb me daar een leven achter de rug; altijd hard gewerkt, veel tegenslag gehad maar ook veel gelachen hoor. Ik was altijd een beetje ondeugend en eigenlijk nog steeds.” En opeens keek ze me aan met kleine ondeugende pretoogjes. “Nee jongen, dit wordt geen eenvoudige zaak voor je want ik ben wel oud maar niet gek. Wat dacht je bij jezelf? Dat ouwe omaatje pak ik wel even in? Nou, dan heb je het mooi mis. Ik weet namelijk dondersgoed wat ik wil, reken daar maar op!” Poeh! Dat was nog eens een binnenkomst. “Zal ik eerst maar eens gaan zitten?” vroeg ik en ik pakte de lege stoel naast oma. De kleindochter keek me lachend aan. “Wil je koffie? Ik zei je toch al dat mijn oma een bijzonder mens is?”

Wij maken in ons dagelijks werk natuurlijk veel oudere mensen mee maar een vrouw als deze pittige oma kom je zelden tegen. De koffie werd op tafel gezet en ik stak van wal. “Zo, dus u wilt misschien gaan verhuizen?” Ik hoopte dat er niet weer een stortvloed aan woorden zou komen. “Ja, slimme Henkie. Waarom denk je anders dat je hier bent? Sjonge jonge, zijn alle makelaars zo snugger?” vroeg ze met een spottende blik richting Marit. Oeps, ik moest er eigenlijk wel een beetje om lachen. Mensenkennis heb ik genoeg maar deze schoot hier nu toch tekort. Was deze oude dame serieus, dement of hield ze me voor de gek? “Wat wilt u dan?” probeerde ik weer. “Nou in ieder geval niet op straat leven”, werd er ad rem geantwoord, “want daar heb ik echt geen zin in.” “Oma gaat naar het verzorgingstehuis”, zei Marit. “We weten alleen niet wanneer er een kamer beschikbaar komt.” “Ja ik ga daar voor kanariepietje spelen”, zei oma. “Lekker in een kooitje zitten en een beetje naar buiten kijken.” Ze moest er gelukkig zelf ook om lachen. “Maar wilt u dit dan wel”, vroeg ik haar, me voorbereidend op weer een cynische opmerking. “Ja hoor meneer Bart, ik maakte maar een grapje. Het is mooi geweest hier en ik ben er klaar voor. Ik ben dan wel oud maar ik weet zelf wat het beste voor me is en ik weet dat deze stap gezet moet worden.”Die zag ik niet aankomen. Daar was een hele andere oma, gelukkig!

Ik bekeek de woning met Marit. Het was een klein vrijstaand huisje uit de zeventiger jaren aan de rand van het dorp. Het was zeer eenvoudig. Een soort recreatiewoning waar nooit meer iets aan verbeterd was; gaskachels, geen enkele isolatie en kleine vertrekken. Nadat we ook buitenom waren gelopen kwamen we weer in de woonkamer terecht. “Nou wat vind je van mijn paleisje?” Vroeg oma. “Is het geen heerlijk huisje? Makkelijk schoon te houden en ideaal voor één of twee personen. Ze kunnen er zo in!” Een nieuw probleem. Want hoe ga ik tactisch vertellen dat het huis of grondig gerenoveerd moet worden of, beter nog, gewoon gesloopt en opnieuw gebouwd. Ik twijfelde wat te doen en vooral wat te zeggen. “Het is een heel leuk klein huisje”, begon ik, “maar…” “Het moet gewoon plat” zei oma, “gewoon plat en opnieuw bouwen. Niemand wil hier meer in wonen, het is niet meer van deze tijd.” Ik viel van de ene verbazing in de andere. “Ik heb je lang genoeg laten zweten Bart”, zei oma met een grijns. “Want hoe vertel je een oud omaatje dat haar huisje moet worden afgebroken? Daarom zeg ik het nu zelf maar.” “Weet u oma, ik ben veel mensen tegen gekomen maar nog nooit zo iemand als u”, zei ik toch behoorlijk opgelucht. Ze legde haar hand op mijn knie. “Ik mag jouw wel”, zei ze. We bespraken de prijs, de werkwijze en de kosten. Oma vertelde me dat de notaris al langs was geweest om vast te stellen dat ze niet dementerend was en nog prima wist wat ze deed. Hij was na een kort gesprek gerustgesteld geweest, wat ik me wel kon voorstellen.

Ik belde twee klanten op om hen over de woning, of beter gezegd over de locatie, te vertellen en beiden reageerden ze enthousiast. Van de vraagprijs werden ze minder vrolijk van maar what’s new? Na wat gesprekken met de gemeente bleef er één koper over en na een korte onderhandeling werd de woning binnen twee weken verkocht. Voorwaarde was natuurlijk wel dat oma er mocht blijven wonen totdat er een kamer vrij kwam in het verzorgingshuis. De koper had daar gelukkig alle begrip voor. En drie maanden later was het zover. Er was een kamer vrijgekomen en oma werd verhuisd.

Ik had aangeboden oma op te halen en weer terug te brengen na de overdracht bij de notaris. We keuvelden onderweg over van alles en nog wat en oma was nog niets van haar scherpte verloren. Bij het verzorgingstehuis vroeg ze of ik nog even binnen kwam voor een kopje koffie. Dat kon ik natuurlijk niet afslaan en zo zaten we op haar kamer. Ze begon te lachen, onbedaarlijk te lachen en keek mij met betraande ogen aan. Had ik iets gemist? Ik keek haar vragend aan. “Weet je dat ik voor dat huisje ooit dertigduizend gulden heb betaald en nu heb ik het op mijn ouwe dag voor de hoofdprijs verkocht. Maar wat moet ik ermee? Ik ben nog nooit rijk geweest en nu vlak voordat ik dood ga ben ik het toch. Dat is toch raar?” Ze lachte opnieuw. “En ik heb nog nooit een begrafenisauto met een aanhanger en een kluis erop gezien. Dus ik denk dat ik het er maar eens flink van ga nemen.”