Verdwenen geld

Het sneeuwde die dag flink in het hele land. En dan niet eventjes maar overal lag inmiddels een behoorlijk dik pak. Het gevolg daarvan in Nederland is dat alles dan bijna stilvalt; wegen zijn slecht begaanbaar, treinen hebben een aangepaste dienstregeling, vliegvelden gaan op slot en kinderen hebben ijsvrij. Hoe doen ze dat toch in Zwitserland en Oostenrijk waar deze omstandigheden zoveel vaker zich voordoen? vraag je je dan af. Maar dat terzijde.

Op de een of andere manier kwam bij mij door al die sneeuw een gevoel van vroeger naar boven. Heeft u dat ook? Spelen als klein jongetje of meisje, uitgelaten, geen grenzen hebben, schaatsen op houtjes (ja, we worden ouder..), sneeuwpoppen maken en al dat soort dingen. Het gevoel van vrijheid en plezier. Heerlijk! Ook dacht ik eraan dat sneeuw altijd een soort saamhorigheidsgevoel oproept. Niets is dan hoe het is op dat moment. Het autorijden is opeens niet meer van ‘ikke ikke’ maar meer van ‘wij samen’. Iedereen let goed op en op elkaar en we rijden zonder schade naar onze bestemming. Voetgangers lopen voorzichtig door de sneeuw en waarderen het als winkeliers hun straat of parkeerplaats schoonmaken en maken een praatje met elkaar. Wandelend in het bos of over de heide kijken wandelaars elkaar glimlachend aan, zo van; mooi hé zo wandelen in de sneeuw, geniet u ook zo? Ook op het werk heerst een gemoedelijker sfeer en mensen zijn vriendelijker aan de telefoon. Kortom sneeuw verbroedert! Net als overigens Het Nederlands elftal, Oud en Nieuw maar ook een hittegolf.

De sneeuw viel dus met bakken uit de lucht en het hierboven beschreven gevoel stak de kop op. Een oude mevrouw kwam ons kantoor binnen en stampte haar voeten keurig op de mat uit. “Wat een weer, wat een weer”, mompelde ze en ze liep naar de balie.
“Ik heb hulp nodig”, zei ze vervolgens tegen Janine, “echt hulp nodig, is er iemand van de heren aanwezig?” Janine behulpzaam als altijd vroeg natuurlijk of zij niet kon helpen maar de oude mevrouw bedankte hiervoor. “Ik heb echt even één van de heren nodig”.

‘Eén van de heren’ hoorde dit en ik liep naar de oude dame toe. “Waarmee kan ik u helpen mevrouw”, vroeg ik. “Kunnen we even privé praten?” zei ze terwijl ze een beetje ongemakkelijk om zich heen keek. “Ja hoor, loopt u maar even mee dan gaan we op mijn kantoor zitten. Wilt u ook een kopje koffie om even op te warmen?” Dat leek mevrouw wel lekker en even later zaten we aan mijn bureau en keek ik haar vragend aan.

“Tja, ik weet niet zo goed waar ik moet beginnen maar ik ben bestolen en nu opeens arm. “Bestolen en arm?” echode ik. “Ja meneer Fehse, arm en bestolen. “Maar door wie bent u dan bestolen?” was mijn logische vraag.
De oude dame staarde verdrietig voor zich uit maar ze zei helaas niets. Het bleef dus stil en ik stelde de vraag nog maar een keer. “Wat is er gebeurd en wie heeft van u gestolen?” Maar weer zei ze niets. “Zal ik de politie voor u bellen? Zij kunnen u dan vast verder helpen.” “Nee, nee, nee! Geen politie, u moet me gewoon helpen”, zei ze dan toch. “Maar dan moet u mij toch ook vertellen door wie u bestolen bent, mevrouw?”, probeerde ik weer. “Nee!” zei ze resoluut, “dat zeg ik u niet. Komt u maar gewoon naar mijn huis dan laat ik het u wel zien.”

Ze stond op en maakte aanstalten om weg te gaan. “Wacht even, waar woont u dan en waarom moet ik komen kijken?” Vroeg ik haar. “Dat weet u toch wel”, antwoordde ze maar ze noemde toch haar adres en zei nog een keer dat alleen ik moest komen. De ernst was mij duidelijk en we spraken af dat ik met een uur bij haar zou zijn.
Het gissen op kantoor begon. Wat was er nu aan de hand? Waarom wilde ze verder niets zeggen en waarom was ze naar ons kantoor gekomen? Ze zou toch geen gevaar lopen?

Een uur later stopte ik bij het huis van de oude mevrouw. Het was een oud vrijstaand huis dat net buiten het dorp lag. Niet echt afgelegen maar wel op zichzelf. Weinig last van buren.
Ik parkeerde de auto op de oprit en moest even naar de voordeur zoeken. Deze bleek aan de andere kant van de woning te zitten. Een beetje vreemd, want je moest om het huis heen lopen om er te komen. Ik belde aan en na enkele seconden deed dezelfde mevrouw open en liet ze me binnen. Ze zag er nog steeds bedrukt en verdrietig uit. We gingen aan de keukentafel zitten en ik probeerde het nog maar een keer. “Lieve mevrouw, kunt u me nu uitleggen door wie u bestolen bent en wat er is gebeurd? En waarom u niet naar de politie gaat?”

“Loop maar mee Bart”, want zo noemde ze me nu al heel vertrouwelijk. We liepen samen de trap en daarna een slaapkamer in, waar ze de kastdeur opendeed. In de kast stond op de vloer een houten kist. Ze opende de kist en keek mij bijna triomfantelijk maar ook verdrietig aan. “Kijk Bart, alles is weg.” Ik pakte mijn telefoon en deed de zaklamp erop aan want het was donker in de kast en al helemaal in de kist. Met het lampje erbij zag ik wat papiersnippers op de bodem liggen. Veel kon ik er niet van maken. “Wat was dit dan?” vroeg ik haar. “Wat zijn dit voor snippers?” “Twaalfduizend euro Bart! Het was twaalfduizend euro!”, schreeuwde ze nu bijna.

Ik keek haar vragend aan: “bedoelt u dat hier twaalfduizend euro in lag en dat dat nu weg is?” “Ja en nee”, antwoordde ze. “Het lag in de kist maar het is door de muizen opgevreten. Nu zijn alleen deze snippers nog over.” Ik keek wat beter en zag nu inderdaad dat het resten van bankbiljetten waren.
“Koffie?” vroeg ze opeens. “Graag”, zei ik en we liepen samen naar beneden. Onder het genot van een kopje koffie vertelde ze me dat ze de banken niet meer vertrouwde en daarom had besloten al haar spaargeld op te nemen en in deze kist te verbergen.
“Maar waarom heeft u het niet in een echte kluis gedaan?” “Ik weet wel dat dat beter is, maar waar koop je een kluis? Ik zou het niet weten”, was haar ontwapenende antwoord. Ik kon dat haar dat nu wel gaan uitleggen maar daar schoot ze niets meer mee op. Wat te doen?
“Heeft u nog wel geld op de bank”, vroeg ik haar. “Nee, dit was alles.” Beteuterd keek ze weer voor zich uit. Ik heb nog een tijdje met haar gesproken maar kon verder weinig voor haar doen.

Twee dagen later belde haar dochter mij op. Ook zij had het verhaal van haar moeder gehoord. Ze stelde me gerust want ze vertelde dat zij en haar twee broers hun moeder prima financieel konden ondersteunen. Dat was gelukkig geen probleem. Ook zij vonden het raar dat moeder haar geld op die manier had verstopt en ook zeker heel onverstandig. “Je weet hoe dat gaat met oudjes he”, zei ze glimlachend. “Wacht maar tot wij zo ver zijn.” “Maar weet je ook waarom je moeder nou naar ons toe is gekomen want dat begrijp ik nog steeds niet”, vroeg ik aan de dochter.

“Ja, dat heb ik haar ook gevraagd want dat vonden wij ook al zo raar. Maar het is heel simpel. Mijn moeder was natuurlijk heel erg geschrokken van het hele voorval en daarom wat verward. En zonder verder na te denken is ze naar jullie kantoor gelopen. Daar was vroeger namelijk de bank! En daarmee was jij dus haar bankman. Logisch toch..?”